Door Djeronimo
Praktisch alle overheden van Curaçao, na 7 oktober 1868, zijn schuldig aan Nederlandse APARTHEID praktijken. Een machtige “minderheid” weet, “met de regelmaat van de klok”, de meeste beëdigde parlementariërs met smeergeld te paaien. De overheid, dat door en door besmet is met corruptie, fraudeert op academisch niveau met duur betaalde adviezen van een eigen netwerk van “consultancy” bedrijven. Het is overduidelijk dat deze “meedogenloze minderheid”, de belanghebbende is dat alle onbehoorlijk bestuur van de respectievelijke overheden, stapsgewijs door de rechtbank gelegaliseerd worden.
Een rechtssysteem is gebaseerd op het legaliseren van stellingen van rechtsgeleerden. Rechtsgeleerde worden geselecteerd volgens vastgestelde normen van integriteit. Rechtsgeleerden moeten een eerlijke en niet omkoopbaar persoonlijke karaktereigenschap hebben, intrinsiek betrouwbaar zijn, zeggen wat hij doet, doen wat hij zegt, geen verborgen agenda hebben en zonder te veinzen met emoties.
Het oordeel van “beëdigde” rechtersgeleerden is niks meer dan het legaliseren van verklaringen van andere “beëdigde” rechtsgeleerden. Het is vanzelfsprekend dat zowel het oordeel als de verklaringen van beide “beëdigde” rechtsgeleerden besmet is met vooroordelen omdat beiden, geschoold en beëdigd zijn door hetzelfde systeem om als zodanig het systeem in stand te houden.
Het Nederlandse spreekwoord, “ de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet”, is een beeldspraak dat aan geeft dat onze rechtssysteem geen feit is maar slechts een illusie. De rechtsgeleerden zijn allemaal letterlijk in het zwart gekleed, en ze kunnen letterlijk niet anders dan de ander verwijten dat die zwart ziet. Overduidelijk is het ook zichtbaar hoe rechtsgeleerden met een strak “poker face” in de rechtbank “respect” afdwingen met hun fictieve verklaringen waarom de tegenpartij “zwart” ziet.
Nationale Volkspartij (NVP)
Nationale Volkspartij (NVP) of Partido Nashonal di Pueblo (PNP) is een van de oudste nog bestaande politieke partij van Curaçao met een katholieke signatuur.
De partij werd opgericht op 19 april 1948 door Moises Frumencio da Costa Gomez.
Het is een merkwaardig feit dat met de oprichting van de NVP, da Costa Gomez zich daarmee afscheidde van de Curaçaose Katholieke Partij, vanwege de naar zijn mening te sterke verbondenheid van de partij met de kerk.
Dr. Moises Frumencio da Costa Gomez had heel vaak gezegd:
“Doe enen ander niet hetgeen gij niet wenscht dat aan u geschiede”.
Het is een vraag, hoe vaak dit op Curaçao gezegd moet worden voordat de rechten van een ander inderdaad zonder vooroordelen wordt geaccepteerd en erkend, als in de Algemene wet gelijke behandeling, AWGB is bepaald.
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”
Suzy Römer laat niet met zich spotten!
Susanne Camelia-Römer, werd op 4 januari 1959 geboren in een gezin van zeven kinderen. Haar ouders waren actieve leden van de PNP. Na haar middelbare schoolopleiding op Curaçao, ging ze naar Nederland om rechten te studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1981 had ze na haar studie enkele jaren als wetenschappelijk medewerker strafrecht op de universiteit gewerkt. In 1986 keerde ze terug op Curaçao en werd advocaat. In 1992 werd ze Minister Van Justitie in het tweede kabinet Liberia-Peters.
Susanne Camelia-Römer als minister van justitie, verscheurde in 1993 voor de ogen van de Tweede Kamer leden, een Nederlands voorstel voor een nieuwe staatkundige structuur. De “radicale Suzy”, liet de Tweede Kamer het achterste van haar tong zien, de Tweede Kamer leden waren, zo genaamd verbijsterd dat dit incident met een korreltje zout werd genomen.
Feitelijk gaf “radicale Suzy” met haar theatrale power play aan, dat het de taak van Nederland is tot het geven van geld, waarvoor de Antillen niet eens dank je wel hoeven te zeggen. Dit is een duidelijke paradox van de stelling “wie betaald bepaald”.
Het verscheuren van het voorstel voor een nieuwe staatkundige structuur door “radicale Suzy”, was gewoonweg een duidelijke terreur boodschap van de “financierders” van de politieke partij PNP.
In november 1993 werd “radicale Suzy” voor korte tijd premier van de Nederlandse Antillen. Na de verkiezingen werd ze opgevolgd door professor Alejandro Felippe Paula.
“Radicale Suzy”
In 1999 was Susanne Camelia-Römer, minister president van Nederlandse Antillen en Stanley Mario Betrian, de gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao.
Op 2 juni 1999 had het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao, bij besluit 99/5241 vastgesteld, dat professor dr. A.F. Paula en de heer Felio Hermilio Colinet belast zouden worden met het uitvoeren van een “Historisch onderzoek naar de eigendomssituatie van plantage Gato”, sinds de uitvoering van het legaat van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt.
Het besluit 99/5241 van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao werd genomen na een vonnis KG 28/1999 van een Kort Geding dat familie Pietertsz tegen het Eilandgebied Curaçao had aangespannen.
Familie Pietersz had op 22 januari 1999 een verzoekschrift ingediend met een bevel, aan het Eilandgebied Curaçao, om alle voornemens welke erop gericht zijn om uitvoering te geven aan het door gedeputeerde Emely de Jongh-Elhage, tijdens de raadsvergadering van 8 januari 1999 aangekondigde besluit om over te gaan tot de onteigening van het aan Pietersz toebehorende perceel grond, groot 89,9 ha. Bekent als Gato, te staken althans stoppen.
Familie Pietersz had, in het Kort Geding nummer 28/1999, van 22 januari 1999, de overheid aansprakelijk gesteld voor schade door het onbehoorlijk bestuur van de overheid, en eiste een schade vergoeding van 1 miljoen gulden per dag of gedeelte daarvan dat de overheid nalaat of weigerachtig blijft gehoor geven aan het in het geding gegeven bevel.
Het Gerecht in Eerste Aanleg rechtsprekende in Kort Geding had op 9 april 1999 Pietersz, door gebrek van een spoedeisend belang, niet ontvankelijk verklaart. Het Gerecht oordeelde dat er nimmer is vastgesteld dat Pietersz eigenaar is van Plantage Gato, terwijl voor wat betreft het beroep op de verkrijgende verjaring, werd door het hof overwogen dat niet aannemelijk is, dat hun rechtsvoorgangers in redelijkheid hebben kunnen menen tot dat eigendom gerechtigd te zijn.
Het Hof was ervan uitgegaan dat voldoende bekend was dat Gato was nagelaten aan de vrijgemaakte slaven van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt.
KG 28 van 1999
Het schadeloos stellen van de overheid, met een eis van 1 miljoen gulden per dag of gedeelte daarvan dat de overheid nalaat of weigerachtig blijft gehoor geven aan het in het geding gegeven bevel van familie Pietersz, was aanleiding dat de overheid kort na de uitspraak van 9 april 1999, professor dr. A. F. Paula een opdracht gaf om een historisch onderzoek uit te voeren, naar de feitelijke ontwikkelingen aangaande de eigendomssituatie van Plantage Gato.
Gezaghebber Stanley Mario Betrian, van het Eilandgebied Curaçao, was op de hoogte of althans behoorde, in de functie van gezaghebber, op de hoogte te zijn van het onbehoorlijk bestuur van de voorgaande Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao. Gezaghebber Stanley Mario Betrian had kennis van verborgen agenda’s van het eilandgebied om Plantage Malpais middels artikel 572 te vervreemden.
Gezaghebber Stanley Mario Betrian kreeg advies van de “consultancy” om een eigen historisch onderzoek te laten uitvoeren om de feitelijke ontwikkelingen aangaande de eigendomssituatie van Plantage Gato aan te tonen. Vervolgens kan het Eilandgebied Curaçao door toepassing van artikel 572, eigenaar worden van Plantage Malpais.
Art. 572
“Gronderven en andere onroerende zaken, die onbeheerd zijn en geen eigenaar hebben, gelijk mede de zaken van degene, die zonder erfgenamen overleden is, of wiens erfenis is verlaten, behoren aan den lande. N. 567: BW. 860 lid 2, 900, 1155”
Het bestuurscollege van Eilandgebied Curaçao had verborgen agenda’s om Plantage Malpais te verkrijgen, daarom moest het bestuurscollege geadviseerd worden door een eigen consultant.
Een onderzoek moest aantonen dat Plantage Gato een onbeheerd onroerende zaak is, zonder eigenaar, zonder erfgenamen of dat de erfgenamen hun erfenis hadden verlaten.
Nadat de eigendomssituatie in kaart is gebracht, zal het een fluitje van een cent zijn voor het bestuurscollege van Eilandgebied Curaçao, om Plantage Malpais middels artikel 572 verkrijgen en is het “onbehoorlijk bestuur” van het bestuurscollege gelegaliseerd. De consultants moesten een “win / win” situatie voor het bestuurscollege van Eilandgebied Curaçao creëren.
In een Eilandsbesluit werd vastgesteld om een eigen historisch onderzoek te laten uitvoeren om de feitelijke ontwikkelingen aangaande de eigendomssituatie van Plantage Gato, sinds executie van het legaat van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt.
Het besluit 99/5241 van 2 juni 1999, van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao bepaalde, dat een historisch onderzoek moest worden uitgevoerd, door een commissie bestaande uit professor dr. A.F. Paula, als hoogleraar en verbonden aan de universiteit van de Nederlandse Antillen en de heer Felio Hermilio Colinet, voormalig Afdelingshoofd van Dienst Bevolking en als vrijwilliger betrokken bij het Centraal Historisch Archief.
Rapport van de commissie Paula
Professor dr. A.F. Paula had een degelijke historisch onderzoek gedaan en ontdekte verborgen documenten van de Koloniale Rechtbank en de Gouverneurs akte no. 439 van 30 juli 1868.
Het Gouverneurs akte no. 439 van 30 juli 1868, van gouverneur de Rouville, geeft een duidelijke limitatieve opsomming van de personen dat op dat moment aanspraak konden maken op de nalatenschappen van wijlen de weduwe van Rasveldt, Sybrecht van Uytrecht.
Het Gouverneurs akte no. 439 van 30 juli 1868 laat geen ruimte om nog te kunnen spreken van een onbeheerde nalatenschap. Het feit dat de eigenaren in 1868 wel degelijk door de officiële overheidsinstantie werd geïdentificeerd, kan de overheid Plantage Malpais niet meer beschouwen als een onbeheerde nalatenschap.
Professor dr. A.F. Paula had terecht in de conclusie van zijn rapport duidelijk aangegeven dat de overheid debet is aan onbehoorlijk bestuur.
De commissie Paula was van mening dat het een overduidelijk bewijs van onbehoorlijk bestuur zal zijn, indien de overheid het eigendom van Plantage Malpais verkrijgt door toepassing van artikel 572 BWNA.
Plantage Malpais is geen onbeheerd onroerende zaak en de erfgenamen zijn door gezagdragende overheidsorganen erkend.
Het rapport van professor Paula werd op 27 juli 2000 door het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao ontvangen. Professor Paula had op 25 juli 2000 zijn rapport uitvoerig besproken met gedeputeerde Anthony Godett.
Het rapport beviel gedeputeerde Anthony Godett niet. Het rapport leverde overduidelijke bewijzen van een fraude die in de jaren 1970 had plaats gevonden. Dat was de regeer periode direct na de brandstichting van 30 mei 1969.
De brandstichting van 30 mei 1969 had geleid tot het ontstaan van onze beruchte “cultuur van fraude”. Respectievelijke politieke partijen die destijds en heden, hetzij in de regering of de oppositie, zijn allen schuldig aan “LANDROVERIJ”. Het rechts systeem wordt door overheden, die een eigenrichting hebben, gemanipuleerd om het roven en stropen van plantage gronden te legaliseren.
Het historisch onderzoek, van professor Paula, naar de eigendomssituatie van Plantage Gato sinds de uitvoering van het legaat van de weduwe Sybrecht van Uytrecht weduwe van Rasveldt had ertoe geleid dat alle politici, die te kwader trouw zijn, gestructureerd met elkaar ging samenwerken om de fraude van de jaren 1970 te verbergen.
Sinds het ontstaan van de controverse betreffende de eigendomssituatie van plantage Gato in de jaren 1970, heeft geen enkele politicus vragen in het Bestuurscollege gesteld over de onrechtmatigheden die de erfgenamen van de vrijgemaakte slaven Rasveldt worden aangedaan. Dit feit is een onomstotelijk bewijs dat politieke partijen door een en dezelfde “meedogenloze minderheid clubje” wordt gefinancierd.
Het rapport “Historisch onderzoek naar de eigendomssituatie van plantage Gato” beviel gedeputeerde Anthony Godett niet.
Het rapport was zo ongunstig voor de overheid dat gedeputeerde Anthony Godett zei, het rapport diepgaand juridisch in Nederland te laten toetsen. Het rapport “verdwijnt” in de lades van het bestuursgebouw, raakt zoek en wordt nooit openbaar gemaakt.
Professor Paula werd onder druk gezet door gedeputeerde Anthony Godett.
Anthony Godett had helaas buiten de waard gerekend, professor Paula had een integer persoonlijkheid. Professor Paula was principieel en rapporteerde oprecht aan gedeputeerde mr. Etienne Nestor Ys in een schrijven van 6 november 2001:
“…..Verdere schriftelijke verzoeken mijnerzijds om het betrokken dossier, althans voor wat betreft mijn persoon, af te sluiten, zijn tot de dag van vandaag onbeantwoord gebleven. (Helaas kon ik wegens principiële redenen niet ingaan op het schriftelijke verzoek van de heer Godett bepaalde wijzigingen aan te brengen in het rapport.)
Via Uw persoon wend ik mij thans tot het Bestuurscollege met het verzoek het daarheen te willen leiden dat ik zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld het rapport voornoemd tijdens een vergadering van het Bestuurscollege toe te lichten.
Verder wens ik dat het financiële kant van het een en ander wordt afgehandeld, mede gelet op mijn financiële verplichtingen jegens derden…..”
Op verzoek van gedeputeerde mr. Etienne Nestor Ys, moesten de ingenieuze juridische adviseurs of “consultants” van het Bestuurscollege, een nieuw “stappenplan” creëren.
Er moest een Landsverordening gemaakt worden om plantage Malpais “wettelijk” te vervreemden. Het onbehoorlijk bestuur van het Bestuurscollege zal dan ook automatisch, meteen gelegaliseerd worden.
Ontwerp-Landsverordening
Een Ontwerp landsverordening houdende aanvulling van Boek 3 van Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen, werd in januari 2003 door RAAD VAN ADVIES aan de gouverneur van de Nederlandse Antillen aangeboden.
Een citaat uit een schrijven van de Raad van Advies aan de Gouverneur van de Nederlandse Antillen:
“ Het ontwerp houdt een oplossing in, inzake een aanvankelijk aan een bepaalde persoon toebehorende onroerende zaak dat door niet behoorlijk erfopvolging en boedel meningen in een gemeenschap is geraakt van een groep deelgenoten, waarbij de precieze samenstelling en aandelen onbekend zijn.
In het ontwerp wordt tevens voorgesteld de rechter de mogelijkheid te geven zodanige onroerende zaken in eigendom toe te kennen aan de feitelijke gebruikers dan wel aan de overheid of een stichting met het oog op ontwikkeling van de zaken ten behoeve van de gebruikers.
Daarnaast wordt in het ontwerp aangegeven wie als gebruikers kunnen gelden en wanneer men in aanmerking kan komen voor toekenning van een onroerende zaak.”
Een rechter,“dat varkentjes even zal wassen”.
De rechtbank krijgt de mogelijkheid om, alle slordigheden van de respectievelijke overheden, het Bevolkingsregister en het Kadasterwezen, dat onduidelijkheden en controverse eigendomssituatie had veroorzaakt, te legaliseren.
Professor Paula had echter in zijn rapport, “Historisch onderzoek naar de eigendomssituatie van plantage Gato”, aanbevolen dat de overheid (met name het Hypotheekkantoor, de Belastingdienst en het Monumentenbureau), haar registers en overige administratie moeten actualiseren in overeenstemming met de grondruil die op 7 oktober 1868 heeft plaatsgevonden.
De ingenieuze juridische adviseurs of “consultants”, werden door de overheid royaal betaald om de aanbevelingen van professor Paula dusdanig te verdraaien zodat een rechter, met de mindset van “Pontius Pilatus”, het onbehoorlijk bestuur van de respectievelijke overheden zal legaliseren. De overheid zal op zijn beurt, na het legaliseren van het “goed”, vanzelfsprekend keurig betaald worden.
Het is behoorlijk merkwaardig dat het schrijven aan de Gouverneur van de Nederlandse Antillen in januari 2003 door RAAD VAN ADVIES, werd gesigneerd door de plv. secretaris mevrouw J.J. Barbolina-Provense en de ondervoorzitter, mr. R.F. Pietersz.
LANDSVERORDENING aanvulling boek 3
De GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen had in overweging genomen dat het wenselijk is in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een regeling op te nemen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen.
In de Memorie van Antwoord bedankte de minister van Justitie de Staten voor het voorlopig verslag.
“Commissie-Paula kreeg tot opdracht ‘uiterlijk vier maanden na haar instelling’ advies uit te brengen, vergezeld van uitgewerkte voorstellen met toelichting (Landsbesluit van de 9de maart 2001, no. 1)”
Het nieuw plan van de “ingenieuze juridische adviseurs of “consultants” van het Bestuurscollege, om plantage Malpais “wettelijk” te vervreemden, werd het “LANDSVERORDENING houdende aanvulling van Boek 3 van Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen”. Op 22 januari 2007, werd het in de Staten Nederlandse Antillen ontvangen.
“GATO: geschenk met een staartje”
In juli 2001 verscheen onderstaand artikel in de krant
Plantage Gato dat 206 jaar geleden, aan dertien vrijgemaakte slaven werd geschonken, zorgde vanaf 2001 voor grote juridische en sociale problemen. Volgens Anthony Godett is het eigendomsrecht het probleem dat op plantage Gato, de meest elementaire voorzieningen niet kunnen worden aangelegd. Hiermee gaf Anthony Godett aan dat hij weet dat plantage Gato, geen onbeheerde onroerende zaak is, waarvan de eigenaar onbekend is, of zonder erfgenamen of dat de erfenis verlaten is. Hierdoor is toepassing van artikel 572 niet mogelijk zodat het onroerende zaak aan het Land kan toebehoren.
ANTHONY GODETT
Anthony Godett beheerde in 2000 de portefeuille openbare werken in het eilandbestuur. Bij een strafrechtelijk onderzoek naar het handelen van enkele partijgenoten en aannemers kwam ook Godett zelf bij het Openbaar Ministerie in beeld. Hij zou zich hebben schuldig gemaakt aan oplichting, valsheid in geschrifte, en het aannemen van smeergeld.
Op 3 november 2003 begon de strafzaak tegen Godett. Het Openbaar Ministerie eiste twee jaar gevangenisstraf.
Op 22 december 2003 werd Godett veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
Clandestiene ontwikkelingen op plantage Malpais
Onroerende zaken werden door de overheid in eigendom gegeven aan clandestien opgerichte of nog op te richten bedrijven, of aan een stichting met een zogenaamd doel, de zaken ten behoeve van de gebruikers te ontwikkelen.
PLAN (GATO HILLTOP)
Drs. Ir. S. Boom had op 22 maart 1996 een aanvraag voor vrijstelling van belastingen, een soort “Tax Holiday”, bij de Gouverneur van de Nederlandse Antillen ingediend.
Drs. ir. S. Boom was op dat moment gerechtigd om als A.s. Directeur van het opgerichte of nog op te richten bedrijf GARPO N.V., een aanvraag voor vrijstelling van belasting te doen voor zijn project “GATO HILLTOP”.
Project “GATO HILLTOP” was een project om plantage Gato te ontwikkelen. Een ingenieus project ontwikkelingsgroep had als doelstelling op het bovenste plateau van plantage Gato, een luxe ressort van 500 appartementen te creëren.
Het clandestiene ontwikkelingsplan van drs. ir. S. Boom, beland per ongeluk in een verkeerde brievenbus. De “consutants” moesten het vuur uit de sloffen lopen om een “plan b” in elkaar te smeden.
De overheid zal gebruik van artikel 572 moeten maken om eigenaar te worden van Plantage Malpais.
Curaçao Telecom N.V.
Op 15 maart 2000 had Curaçao Telecom N.V., een verzoek bij de overheid ingediend om het recht op erfpacht op een perceel te verkrijgen. Curaçao Telecom N.V. had het perceel nodig om een antennemast en zendhuis voor haar cellulair telefoon systeem.
In vergadering van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao werd op
17 maar 2004 in besluit 2004/8430B vastgesteld dat Curaçao Telecom N.V. het recht van erfpacht op een perceel domeingrond gelegen te Souax, werd verleend.
Richard R. Ferero, een erfgenaam van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, maakte bezwaar tegen het afgegeven recht in erfpacht, aan Curaçao Telecom N.V.
Het in erfpacht uitgegeven perceel ligt niet op domeingrond Souax, maar op de familiegrond plantage Malpais.
Het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao had in een schrijven van 12 mei 2005 overduidelijk aangegeven, dat de stichting Kadasterwezen en Openbare Registers Curaçao, had bewezen dat het perceel grond deel uitmaakt van plantage Gato c.q. Malpais.
Naar aanleiding hiervan heeft het Bestuurscollege het besluit nummer 2047/8430B ingetrokken.
Plan van aanpak GATU
Tijdens de openbare vergadering van de Eilandsraad dd. 11 oktober 1994, heeft de Raad van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao verzocht om zo spoedig mogelijk, een concreet plan van aanpak met betrekking tot de uitvoering van een utiliteitsplan voor water en elektra voor de wijken Souax Ariba, ook bekend als Tank’i Mon Poos of Ser’i Kandela, en Gatu aan de raad doen toekomen.
In Plan van aanpak GATU werd overduidelijk aangegeven:
“Het gebied is eigendom van de familie Pieters. Ongeveer 20 jaar geleden hadden de eigenaren voornemens om het gebied te gaan verkavelen. Voorbereidingen waren getroffen om met de ontwerpwerkzaamheden te gaan beginnen. Door onbekende redenen zijn genoemde werkzaamheden gestaakt. De eigenaren, handelende onder de naam “Chato Properties n.v.”, worden vertegenwoordigd door de notaris Maduro van notaris kantoor E.J. Maduro.”
De overheid wist althans behoorde te weten dat door een serie rechtszaken, welke familie Ferero tegen familie Pietersz had aangespannen, de reden was dat familie Pietersz niet met werkzaamheden op plantage Gato kon beginnen.
Plantage Malpais (a) Gato is eigendom van de erfgenamen van de vrijgemaakte slaven van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt.
Doortrapte vervalsingen in de Rechtbank
De incompetente juridische adviseurs of “consultants” van het Bestuurscollege, hadden buiten de waard gerekend met hun achterbakse advies aan het Bestuurscollege, dat het mogelijk was, met het “LANDSVERORDENING houdende aanvulling van Boek 3 van Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen”, plantage Malpais legaal te vervreemden.
Professor Paula had duidelijk in de conclusie van zijn rapport “Historisch onderzoek naar de eigendomssituatie van plantage Gato” gesteld:
A. Conclusies
Op grond van haar onderzoek meent de commissie tot een viertal hoofdconclusies te kunnen geraken.
1. De gouvernementstukken betreffende de grondruil die plaatsvond in 1868, waarbij het Gouvernement der kolonie Curaçao de huisjes aan de Ferdinandstraat ruilde voor de negen afdaken aan de Overzijde 68 te de Loos, zijn van doorslaggevende aard voor het vaststellen van de eigendomssituatie van Gato. Uit deze stukken blijkt namelijk dat de overheid in dat jaar een officiële en limitatieve opsomming heeft gegeven van de personen die op dat moment aanspraak konden maken op de nalatenschappen van wijlen de weduwe van Rasveldt, i.e. de plantage Gato en de negen afdaken aan de Overzijde 68 te de Loos. Aangezien de zeven legatarissen en enige belanghebbenden met voor- en achternaam staan vermeld, is het nu veel beter mogelijk om aan de hand van (stamboom)onderzoek de huidige rechthebbenden te bepalen.
Degenen die thans claimen nakomelingen te zijn van de 13 gewezen slaven van de weduwe van Rasveldt, hoeven nog “slechts” aan te tonen dat zij nazaten zijn van één van de genoemde 7 families.
Artikel 3:200
In artikel 200a, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen, wordt overduidelijk gesteld dat indien aannemelijk is geworden dat de deelgenoten niet meer kunnen worden opgespoord of dat de waarde van de aandelen van de deelgenoten zeer gering is, kan de rechter de zaak of gedeelten van de zaak als zelfstandige zaken, in eigendom toekennen aan de gebruikers.
In Artikel 200d wordt overduidelijk gesteld de overheid pas eigenaar van de plantage kan worden indien toekenning aan de gebruikers niet mogelijk is.
“Voor zover toekenning aan de gebruikers niet mogelijk is, kan deze geschieden aan het eilandgebied waarin de zaak is gelegen of aan een stichting die ingevolge haar statuten de belangen van de gebruikers behartigt en van overheidswege onder toezicht staat, een woningbouwcorporatie inbegrepen.”
Norwin Geronimo Ferero, een erfgenaam van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, had als eiser in een verzoekschrift van op 15 november 2015 vorderingen ingesteld tegen gedaagden Pietersz. Op 11 december 2015 had mr. Bijkerk, bij brief namens Pietersz de producties voor het geding ingebracht. Vervolgens heeft op 14 december 2015 de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Leden van familie Pietersz hadden, na 20 november 2015, notaris Alba Rosa Chatlein verzocht om een notariële verklaring op te maken waaruit moet blijken dat hun grootvader dhr. Phelipie Benicio Pietersz een afstammeling is van wijlen
mevrouw CLARSSA SAMBOSE.
Notaris Alba Rosa Chatlein had snel aan de hand van de VERKLARING VAN ERFRECHT van de erven Ferero en verder met adviezen van “ingenieuze juridische consultants”, binnen drie weken een VERKLARING MET BETREKKING TOT AFSTAMMING in elkaar gezet.
Notaris Alba Rosa Chatlein ondertekende op 10 december 2015 een VERKLARING MET BETREKKING TOT AFSTAMMING waar de notaris verklaard dat Phelipie Benicio Pietersz een afstammeling is van wijlen mevrouw CLARISSA SAMBOSE.
Notaris Alba Rosa Chatlein had zonder meer volkomen aan het verzoek van familie Pietersz voldaan, maar verzuimde erbij te vermelden dat wijlen mevrouw CLARISSA SAMBOSE geen legataris is van wijlen mevrouw Sybrecht van Uytrecht.
De afstamming volgens notaris Chatlein is erop gebaseerd dat Maria Martha, dochter van Leentje, een zoon had genaamd Phelipie Jacoba Pietersz. Echter in besluit van de Gouverneur de Rouville van 30 juli 1868, waarin de namen van de vrijgemaakte slaven van weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt worden genoemd en waarin tevens wordt vermeld wie de nog in leven zijnde nakomelingen van de vrijgemaakte slaven zijn, wordt vermeld dat Maria Matha een zoontje had met de naam Pieters Bernardus.
Besluit van de Gouverneur de Rouville
Gouverneur de Rouville had in 1868 een limitatieve opsomming gegeven van de 18 personen die op dat moment aanspraak konden maken op de nalatenschappen van wijlen de weduwe Sybrecht van Uytrecht.
Centraal Historisch Archief transcriptie:
1º William Pietersz in huwelijk hebbende Maria Cathalina, zoo voor zich als in hoedanigheid van vader en voogd van zijnen minder jarige zoon genaamd Elario Felix en voorts in zijne hoedanigheid bij Gouvernementsbesluit d.d. 15 juli dj. No.408 benoemden voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Maria Olaria met namen Johannes Francisco, Brigita Christina, Johanna Genoveva en Ignacio Nicolaas; 2º Johannes Martis Pietersz; 3º F elix [Isbarios] Pietersz; 4º Daniel Martis Conquet in huwelijk hebbende Maria Sebastiana, zoo voor zich als in zijne hoedanigheid van vader en voogd van zijne minderjarige kinderen Maria Feliciana, Leonora Martina, Johannes Pietersz, Cecilia Martina en Louis Martis; 5º Martijn Ferrero, in huwelijk hebbende Antonia Petronella, zoo voor zich als in zijne hoedanigheid van vader en voogd van zijnen minderjarigen zoon Johannes Januarius; 6º Maria Martha; 7º Pieter Bernardus.’
De 18 personen die in 1868 door de rechtbank van de kolonie Curaçao erkend waren als de belanghebbenden die op dat moment aanspraak konden maken op de nalatenschappen van wijlen weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt waren:
- Maria Cathalina
- Elario Felix
- Johannes Francisco
- Brigita Christina
- Johanna Genoveva
- Ignacio Nicolaas
- Johannes Martis Pietersz
- Felix (Isbarios) Pietersz
- Maria Sebastiana
- Maria Feliciana
- Leonora Martina
- Johannes Pietersz
- Cecilia Martina
- Louis Martis
- Antonia Petronella
- Johannes Januarius
- Maria Martha
- Pieter Bernardus
Fictieve stamboom
Notaris Alba Rosa Chatlein werd betaald om een notariële verklaring op te maken waaruit moet blijken dat dhr. Phelipie Benicio Pietersz een afstammeling is van wijlen mevrouw CLARISSA SAMBOSE. Dat notarieel verklaring zou vervolgens in de rechtbank worden gelegaliseerd.
Notaris Alba Rosa Chatlein, wist van de gouden regel “wie betaald, bepaald”, en vermeld in haar verklaring dat uit mevrouw Maria Martha, voor zover is na te gaan, een (1) kind werd geboren te weten de heer PHILIPIE JACOBA PIETERSZ.
De verklaring van notaris Alba Rosa Chatlein, weerspreekt het besluit no. 439 van Gouverneur de Rouville.
In het besluit van Gouverneur de Rouville no. 439 van 30 juli 1868 staat overduidelijk vermeld dat Maria Martha dochter van Leentje een zoontje heeft genaamd Pieters Bernardus.
Op de fictieve stamboom dat notaris Alba Rosa Chatlein had gebruikt, om aan te tonen dat dhr. Phelipie Benicio Pietersz een afstammeling is van wijlen mevrouw CLARISSA SAMBOSE, komt de naam Pieters Bernardus zoontje van Maria Martha niet voor.
Fictieve stamboom
Zwevende Pietersz stamboom
Er bestaat geen aansluiting van de stamboom van Pietersz met de stamboom van de vrijgemaakte slavin LEENTJE, met de 18 personen die in het besluit van Gouverneur de Rouville van 1868 waren erkend.
De heer Phelipie Benicio Pietersz wordt niet in het besluit van Gouverneur de Rouville vermeld als een van de 18 personen bij de limitatieve opsomming van het besluit no. 439 van 30 juli 1868.
Leden van familie Pietersz hadden, notaris Alba Rosa Chatlein, betaald om een notariële verklaring op te maken waaruit moet blijken dat hun grootvader dhr. Phelipie Benicio Pietersz een afstammeling is van wijlen mevrouw CLARSSA SAMBOSE.
Het notariële VERKLARING MET BETREKKING TOT AFSTAMMING van Pietersz leverd het onomstotelijke bewijs dat de rechtsvoorgangers van Pietersz niet in redelijkheid kunnen menen dat plantage Malpais (a) Gato hun toebehoorde door erfopvolging.
Phelipie Benicio Pietersz kan vermoedelijk een zoon zijn van mevrouw Maria Martha, echter dan was hij door zijn onrechtmatige zaken en handelingen tegen de andere familie leden en erfgenamen van de 13 vrijgemaakte slaven, tegen de lamp gelopen en werd hij waarschijnlijk door de Koloniale Rechtbank in 1868 veroordeeld.
Leden van familie Pietersz hebben kennis van de politie rapporten dat professor Paula had onderzocht en alszodanig weten althans behoren te weten waarom hun voorvader Phelipie Benicio Pietersz niet door de Koloniale Rechtbank in 1868 werd erkend als rechtmatige erfgenaam van de weduwe Sybrecht van Uytrecht.
Het Gouverneurs akte no. 439 van 30 juli 1868 laat geen ruimte om nog te kunnen spreken van een onbeheerde nalatenschap. Het feit dat de eigenaren in 1868 wel degelijk door de officiële overheidsinstantie werd geïdentificeerd, kan de overheid Plantage Malpais niet meer beschouwen als een onbeheerde nalatenschap.
De vork zit dus zo in de steel
Het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao had in 1999 professor dr. A.F. (Jandi) Paula opgedragen om een historisch onderzoek uit te voeren om de feitelijke ontwikkelingen aangaande de eigendomssituatie van Plantage Gato sinds de executie van het legaat van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt.
Tijdens het historisch onderzoek van professor Paula, was het onvermijdelijk dat ook gemanipuleerde juridische aspecten aan het licht kwamen. Professor Paula onderzocht ook verschillende politie rapporten en vond informatie waarmee hij een duidelijker beeld kon vormen van wat er allemaal waarschijnlijk was gebeurd voor en na de executie van het testament van Sybrecht van Uytrecht op 21 februari 1812.
Professor Paula had via het archief van de heer Edwin I. Maduro, advocaat van familie Pietersz, kennis kunnen nemen van uittreksels uit het Bevolkingsregister terzake de afstamming van Pietersz.
Persoonsgegevens uit het Bevolkingsregister, geven aan dat Phelipie Benicio Pietersz uit mevrouw Maria Martha was geboren. Nader onderzoek van Professor Paula bracht verborgen juridische aspecten van Phelipie Benicio Pietersz aan het licht.
Familie Pietersz weten althans behoren te weten dat ondanks familie Pietersz in bodemprocedures hadden geprocedeerd, echter nimmer is vastgesteld dat familie Pietersz de eigenaren zijn van Plantage Malpais (a) Gato.
De rechtsvoorgangers van Pietersz, hebben niet in redelijkheid kunnen menen dat de onroerende zaak hun geheel toebehoorde. Het is voldoende bekend dat de plantage was nagelaten aan de gezamenlijke vrijgelaten slaven van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt.
Wettelijk aansprakelijk
In de wet en rechtspraak is geregeld dat men de schade die aan een ander wordt toegebracht moet vergoeden.
De rechtsgeldige nakomelingen van de 13 gewezen vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht hebben een rechtsgeldig titel om de overheid van Curaçao aansprakelijk te stellen voor alle materiële en immateriële schade die de erfgenamen van de vrijgemaakte slaven hebben geleden sedert het executie van het testament van Sybrecht van Uytrecht op 21 februari 1812.
In “OVERHEID CURAҪAO, “DUTCH CARIBBEAN”, SCHADELOOS GESTELD” werd al een boodschap naar de Overheid van Curaçao gestuurd:
“In een gerechtelijke procedure zal de rechtbank worden verzocht om een schade en smartengeld vergoeding van Nafl. 100.000.000 vast te leggen.”
“Doe enen ander niet hetgeen gij niet wenscht dat aan u geschiede”.
“WHAT GOES AROUND COMES AROUND”