Norwin Ferero, een afstammeling van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, en mede-eigenaar van plantage Malpais (a) Gato, schroomde niet om het Gerecht te verzoeken, om het “Algemene Wet Gelijke Behandeling” toe te passen en degenen die hem hadden gehinderd, gelijkwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer, aansprakelijk te stellen.
“APARTHEID” wordt op Curaçao door het Gerecht gelegaliseerd.
Corie Theresa Calmes Kook
Moeder van parlementariër Rennox Calmes, mevrouw Corie Theresa Calmes Kook waagde, het om in juni 2018, het gerecht te verzoeken, voor recht te verklaren dat het familiebedrijf, “Terenonan Fiel Pietersz di Gato”, bij uitsluiting van anderen, beheerder is van landgoed Gato.
Feitelijk heeft mevrouw Corie Theresa Calmes Kook, moeder van parlementariër Rennox Calmes, het Gerecht verzocht om het Hof vonnis KG 76617- H 172 van 13 september 2016 te verwerpen.
Hof vonnis KG 76617- H 172 van 13 september 2016, bevestigde het vonnis van 30 december 2015, en het Hof vonnis was bij voorraad uitvoerbaar vanaf
13 september 2016.
Het Gerecht oordeelde dat geen van de betrokken (deel)gerechtigden zich dient te gedragen als eigenaar en/of bezitter en/of beheerder van de gehele plantage ten nadele van andere (deel)gerechtigden.
Moeder van parlementariër Rennox Calmes, mevrouw Corie Theresa Calmes Kook, verzocht het Gerecht om een “eigenrichting”, van familie Pietersz, in te gaan en als zodanig de erfgenamen van Sybrecht van Uytrecht, te hinderen plantage Malpais te ontwikkelen.
Familie Pietersz heeft gesteld, dat ze ruim 200 jaar het beheer voeren op plantage Malpais, dat de vrijgemaakte slaven Rasveldt van mevrouw Sybrecht van Uytrecht hadden geërfd. Echter is familie Pietersz nimmer een (deel)gerechtigde en alszodanig geen eigenaar en ook geen bezitter en had geen enkel bevoegdheid, om 200 jaar het beheer te voeren op de gronden behorende tot de plantage Malpais.
Het onrechtmatige beheer van Pietersz c.s. heeft de rechtmatige erfgenamen van mevrouw Sybrecht van Uytrecht, voor het blok gezet waardoor hun inkomsten ruim 200 jaar, zouden derven.
“Verklaring met betrekking tot afstamming”
Mevrouw Corie Theresa Calmes Kook, moeder van parlementariër Rennox Calmes, heeft het Gerecht verzocht de onrechtmatige zaken en handelingen van familie Pietersz, op de gronden behorende tot plantage Malpais van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, te erkennen.
Op 17 december 2018, heeft de moeder van parlementariër Rennox Calmes, Corrie Theresa Calmes Kook, het Gerecht verzocht om voor recht te verklaren dat het familiebedrijf, “Terenonan Fiel Pierersz di Gato”, beheerder is van het landgoed Gato en dat zij bij uitsluiting van anderen bevoegd en gemachtigd is om alle (rechts) matregelen te treffen met betrekking tot verhuur van percelen op het landgoed Gato.
Familie Pietersz stellen dat zij sinds jaar en dag op Gato wonen en bovendien voert familie Pietersz, sinds jaar en dag, het beheer op Gato. Familie Pietersz stellen dat Wiliam Pietersz 200 jaar geleden het beheer had, welke door de familie opgevolgd werd door respectievelijk Phelipie Jacoba Pietersz, Francisco Ealalio Pietersz, Felipe Benicio Pietersz, Luis Severo Pietersz, Louis Eusebio Pietersz e.a.
Familie Pietersz stellen dat Wiliam Pietersz, 200 jaar geleden, werd opgevolgd door Phelipie Jacoba Pietersz, de enige zoon van Maria Martha.
Familie Pietersz stellen dat zij het familiebedrijf, “Terenonan Fiel Pierersz di Gato”, hebben geërfd, en nu is het tijd, erkend te worden door het Gerecht.
Mevrouw Corrie Theresa Calmes, verzocht het Gerecht om voor recht te verklaren dat het familiebedrijf, “Terenonan Fiel Pierersz di Gato”, beheerder is van het landgoed Gato en dat zij bij uitsluiting van anderen bevoegd en gemachtigd is om alle (rechts) maatregelen te treffen met betrekking tot verhuur van percelen op het landgoed Gato. Volgens een stelling van mevrouw Corrie Theresa Calmes Kook, heeft familie Pietersz, het beheer van plantage Malpais, ongeveer 200 jaar geleden “overgenomen”. Vanaf het jaar 1969, heeft familie Pietersz, als de enige erfgenaam van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, de plantage Malpais geërfd, en is familie Pietersz begonnen met de verhuur van kavels voor de woningbouw.
Mevrouw Corrie Theresa Calmes Kook verzocht het Gerecht om aan Norwin Ferero, te verklaren dat het familiebedrijf “Terenonan Fiel Pierersz di Gato”, het absolute beheer heeft, op het landgoed Gato. Corrie Theresa Calmes Kook heeft het Gerecht ook verzocht om, Norwin Ferero, te veroordelen om zijn medewerking aan de beheerregeling te voldoen, op straffe van een dwangsom van Nafl. 10.000,= per keer dat hij op enigerlei wijze inbreuk maakt op de beheerregeling.
Moeder van parlementariër Rennox Calmes, mevrouw Corie Theresa Calmes Kook, heeft namens de familie Pietersz, overduidelijk het Gerecht verzocht om Norwin Ferero te hinderen gelijkwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.
Juan Lourens, voorzitter van vakbond STrAF, is getrouwd met een erfgenaam van plantage Malpais. Begin juni 2016 had hij Norwin Ferero, gevraagd om samen op Gato te gaan, om te zien wat Ibi Pietersz heeft gedaan met een stuk grond, dat ze bouwrijp hadden laten maken om een woning te kunnen bouwen. Tijdens de rit van Juan Lourens en Norwin Ferero op het landgoed Gato, waren zij door Rennox Calmes gehinderd. Rennox Calmes blokkeerde de weg, precies zoals politie gewend is de weg te blokkeren bij de arrestatie van “criminelen” op straat.
Rennox Calmes, frustreerde de rit en in het openbaar verklaarde hij: Norwin Ferero, is een onbetrouwbare en leugenachtige persoon.
Vervolgens had Rennox Calmes gezegd dat indien het een leugen is dat Norwin Ferero een leugenaar is, heeft Norwin Ferero een reden om hem te dagvaarden.
Rennox Calmes had zonder blikken of blozen gesteld:
Indien Norwin Ferero, Rennox Calmes dagvaard, zal het Gerecht Rennox Calmes gelijk geven, en Norwin Ferero zal verliezen.
Rennox Calmes wist, althans behoorde te weten dat familie Pietersz een “mol” bij de Algemene Juridische Zaken hebben zitten, die een juridische hand boven het hoofd van familie Pietersz houdt.
https://watch.screencastify.com/v/fUSE0bTYCIyhZc3lHLNE
Erfgenamen van Malpais contra familie Pietersz
Familie Pietersz is gewend, om vonnissen van de rechtbank te negeren, en kiezen altijd een eigen weg. Hardnekkig blijft familie Pietersz het Gerecht misleiden en zetten zij het Gerecht voor het blok, om de illegale handelingen en zaken van familie Pietersz te legaliseren. Cassatie arrest R98/155HR van 2000, bevestigde het Hof vonnis (H 230/98) van 11 augustus 1998.
Pietersz c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat de onroerende zaak hun gezamenlijk toebehoort en dat deze zaak niet valt in een gemeenschap met andere personen. De rechtsvoorgangers van Pietersz c.s. aan wie ze zeggen hun recht te ontlenen, hebben echter niet in redelijkheid kunnen menen dat de onroerende zaak hun geheel toebehoorde. Voldoende bekend was dat de plantage gezamenlijk was nagelaten aan de vrijgemaakte slaven van de weduwe Rasveldt. Dit feit was bovendien in het plantage register aangetekend. Zij hadden dit feit door raadpleging van dit register kunnen kennen, zodat zij zich niet op bezit te goeder trouw van de gehele onroerende zaak hebben kunnen beroepen.
Hof vonnis (H 230/98) van 11 augustus 1998 had geoordeeld dat niet gezegd kan worden dat de rechtsvoorgangers van Pietersz c.s. bezit te goeder trouw van de gehele onroerende zaak hebben gehad. Zij hebben dan ook niet door verjaring de eigendom van de gehele onroerende zaak verkregen.
Beslissing van Hoge Raad R98/155HR van 2000:
-Verklaard Chato Properties niet ontvankelijk in haar beroep;
-Verwerpt het beroep van het overige;
-Veroordeeld Pietersz c.s. in de kosten van het geding in cassatie;
Direct na het Arrest van Casassatie R98/155HR van 2000, besloot familie Pietersz het bedrijf “Chato Properties N.V.”, te ontbinden en vervolgens werd het familiebedrijf “Terenonan Fiel Pietersz di Gato”, opgericht.
Het is behoorlijk merkwaardig, hoe familie Pietersz met de regelmaat van de klok, vonnissen van het Gerecht kan blijven negeren en manipuleren.
Door middel van illegale zaken en handelingen, van familie Pietersz, worden de erfgenamen van Sybrecht van Uytrecht gehinderd, gelijkwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer op hun plantage Malpais.
Gouverneur de Rouville
De koloniale rechtbank onder gouverneur de Rouville, had in akte 439 van 30 juli 1868, een limitatieve opsomming gegeven van de personen die in het jaar 1868, erkend waren door Koloniale Rechtbank.
De koloniale Rechtbank van Gouverneur de Rouville bepaalde op 30 juli 1868 het volgende:
Voor de rechtbank bestaande uit de heren mr. Sol Cohen Henriquez (waarnemend lid) en Pieter Theodorus Krafft, compareerden de volgende personen, die niet alleen als legatarissen worden aangemerkt, maar bovendien ‘thans de enige belanghebbenden zijn:
- William Pietersz in huwelijk hebbende Maria Cathalina, zo voor zich als in hoedanigheid van vader en voogd van zijnen minderjarige zoon Elario Felix en voorts in zijne hoedanigheid bij Gouvernementsbesluit d.d. 15 juli dj. No. 408 benoemden voogt over de minderjarige kinderen van wijlen Maria Olaria met namen Johannes Francisco, Brigita Christina, Johanna Genoveva en Ignacio Nicolaas;
- Johannes Martis Pietersz;
- Felix (Isbarios) Pietersz;
- Daniel Martis Conquetin huwelijk hebbende Maria Sebastiana, zo voor zich als in zijne hoedanigheid van vader en voogd van zijn minderjarige kinderen Maria Feliciana, Leonora Martina, Johannes Pietersz, Cecilia Martina en Louis Martis;
- Martijn Ferero, in huwelijk hebbendeAntonia Petronella, zo voor zich als in de hoedanigheid van vader en voogd van zijnen minderjarigen zoon Johannes Januarius;
- Maria Martha;
- Pieter Bernardus.”
De koloniale rechtbank onder gouverneur de Rouville, had in akte 439 van 30 juli 1868, een limitatieve opsomming gegeven van de 18 personen die in het jaar 1868, erkend waren door Koloniale Rechtbank.
- Maria Kathalina
- Elario Felix
- Johannes Francisco
- Brigita Christina
- Johanna Genoveva
- Ignacio Nicolaas
- Johannes Martis Pietersz
- Felix (Isbarios ) Pietersz
- Maria Sebastiana
- Maria Feliciana
- Leonora Martina
- Johannes Pietersz
- Cecilia Martina
- Louis Martis
- Antonia Petronella
- Johannes Januarius
- Maria Martha
- Pieter Bernardus
Maria Cathalina geboren uit Leentje
Bij de executie, van het testament van mevrouw Sybrecht van Uytrecht op
21 februari 1812, hebben de vrijgemaakte slaven hun deel van de nalatenschap toebedeeld gekregen.
Maria Cathalina is in 1815, dat is drie jaar na de executie van het testament, uit legataris en erfgenaam Leentje geboren.
Volgens een verklaring van het bevolkingsregister en burgerlijke stand van het Eilandgebied Curaçao in 1996, behoorden MARIA KATALINA PIETER en WILLIAM PIETERSZ, tot de slavenstand.
William Pietersz
William Pietersz voerde de geslachtsnaam “ANIKO”, en verkreeg bij een beschikking van 24 april 1861, toestemming van slavendrijver Pietersz, om de geslachtsnaam Pietersz te mogen aannemen.
MARIA KATALINA PIETER en WILLIAM PIETERSZ, behoorden tot de slavenstand van slavendrijver PIETERSZ.
De stelling dat Pietersz het beheer van Wiliam Pietersz, door erfopvolging hadden verkregen, slaat als een tang op een varken.
Wiliam Pietersz is uit het geslacht “ANIKO” geboren en niet uit het geslacht PIETERSZ, en als zodanig is “erfopvolging” door Pietersz, voor wat betreft de erfenis van mevrouw Sybrecht van Uytrecht uitgesloten.
Mevrouw Sybrecht van Uytrecht had plantage Malpais, het Loos en de daarbij horende huisjes, gezamenlijk gelegateerd aan dertien van haar vrijgemaakte slaven. Het testament werd opgesteld onder de band van Fidei Commis en verder met de beperkingen dat de vrijgegeven slaven de plantage niet zullen mogen verkopen, verhypothekeren of vervreemden, maar dat alles zal moeten blijven voor hen en hunne kinderen tot in het einde van deze wereld en dat de vruchten en opbrengsten gelijk onder de erfgenamen verdeeld moest worden.
Sybrecht van Uytrecht was oprecht en edelmoedig om al in 1809 aan te tonen dat zij volkomen pro manumissie was en tegelijkertijd beschermde zij haar legatarissen wettelijk tegen de opkomende “apartheid” regime.
Cassatie arrest R98/155HR
Cassatie arrest R98/155HR van 2000, bevestigde het Hof vonnis:
Pietersz c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat de onroerende zaak hun gezamenlijk toebehoort en dat deze zaak niet valt in een gemeenschap met andere personen. De rechtsvoorgangers van Pietersz c.s. aan wie ze zeggen hun recht te ontlenen, hebben echter niet in redelijkheid kunnen menen dat de onroerende zaak hun geheel toebehoorde. Voldoende bekend was dat de plantage gezamenlijk was nagelaten aan de vrijgemaakte slaven van de weduwe Rasveldt. Dit feit was bovendien in het plantage register aangetekend. Zij hadden dit feit door raadpleging van het register kunnen kennen, zodat zij zich niet op bezit te goeder trouw van de gehele onroerende zaak hebben kunnen beroepen.
Verklaring van Erfrecht van familie Ferero
Op 15 november 2001, had notaris J.R.E Kleinmoedig, een “Verklaring van Erfrecht”, aan de erven van Gerardus Lazaro Ferero overhandigd. Het Verklaring van Erfrecht van notaris J.R.E. Kleinmoedig, heeft als grondslag, de gouverneurs akte 439 van 30 juli 1868.
De Verklaring van Erfrecht dat notaris Kleinmoedig aan de erven Ferero had overhandigd, is als een doorn in de ogen van familie Pietersz.
Familie Pietersz had het Gerecht verzocht, om notaris Kleinmoedig te dwingen de verklaring van Erfrecht van de erven Ferero te laten intrekken.
Het Gerecht in eerste aanleg verklaarde het verzoek van familie Pietersz, niet ontvankelijk, en familie Pietersz ging in beroep, op het vonnis.
Het Hof vonnis bevestigde het vonnis in eerste aanleg.
De verklaring van Erfrecht van de erven Ferero, werd door de rechtbank erkend, omdat het een officiële akte van de Koloniale Rechtbank, als grondslag heeft.
Het Gouverneurs besluit van 30 juli 1868, is een besluit van een gezaghebbend overheidsorgaan. Het vormt de basis voor beoordeling van degenen die stellen afstammeling te zijn en dus ook erfgenaam en medegerechtigde in de nalatenschap van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht.
Norwin Ferero versus familie Pietersz
Norwin Ferero heeft als eiser in Kort Geding op 20 november 2015 een verzoekschrift ingediend, met vorderingen tegen gedaagden Pietersz. De mondelinge behandeling heeft op 14 december 2015 plaats gevonden.
Pietersz heeft in dit geding gesteld dat Pietersz (ook) afstamt van Leentje en daardoor eveneens erfgenaam is van de vrijgemaakte slaven Rasveldt.
“Verklaring met betrekking tot afstamming”
Notaris mr. Alba Rosa Martijn had, in opdracht van familie Pietersz, een “verklaring met betrekking tot afstamming” in elkaar gezet om te kunnen suggereren dat Pietersz c.s. ook afstamt van legatarissen Leentje.
Notaris mr. Alba Rosa Martijn stelt in haar “verklaring met betrekking tot afstamming” dat familie Pietersz af stammen van Phelipie Jacoba Pietersz, de enige zoon van legatarissen Maria Martha. Vervolgens komt Pietersz met de stelling dat Pietersz het beheer van Wiliam Pietersz, door erfopvolging had verkregen.
De stelling dat familie Pietersz af stammen van Phelipie Jacoba Pietersz en dat Phelipie Jacoba Pietersz de enige zoon is van legatarissen Maria Martha, heeft een vervalsing als grondslag, die het Gouverneurs besluit van 30 juli 1868 weerspreekt.
De Koloniale Rechtbank onder gouverneur de Rouville, had in besluit nummer 439 van 30 juli 1868, de heer Pieter Bernardus erkend als de enige zoon van legatarissen Maria Martha.
Een document, “BS Overlijden van Erfgoedinstelling Nationaal Archief Curaçao”, geeft overduidelijk aan dat Phelipie Jacoba Pietersz, van het “vrouwelijk” geslacht, op 6 augustus 1876 met een leeftijd van 39 jaar was overleden.
Pietersz heeft in het geding naar voren gebracht dat de familie Pietersz (ook) afstamt van Leentje en daardoor eveneens erfgenaam is van de vrijgemaakte slaven. Notaris Chatlein, die de “verklaring met betrekking tot afstamming van Pietersz” opstelde, heeft in de stamboom van de familie Pietersz, een naam genoemd die niet overeenkomt met één van de in het Gouverneursbesluit genoemde namen.
Aangezien het besluit van de Gouverneur, als besluit van een gezaghebbend overheidsorgaan, de basis vormt voor gegevens over afstamming van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, behoort op grond daarvan de stelling dat Pietersz tot de erfgenamen te worden verworpen.
Vonnis KG 76617/2015
Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft vonnis gewezen op 30 december 2015, nr. KG 76617/2015.
Ter zitting is de afstamming van Pietersz met bewijs aangevochten. Echter is de rechter daar niet ingaan.
De rechter Solange Christiaan was terughoudend in haar oordeel omdat het een kort geding betreft. In een kort geding kan men niet meer dan tijdelijke (voorlopige) voorziening vragen en krijgen. Aangezien in het geding een fundamentele rechtsvraag aan de orde is, dan moet die uiteindelijk door de bodemrechter worden beantwoord.
Rechter Solange Christiaan verzuimde bewust te beslissen over onderdelen van het gevorderde. Rechter Solange Christiaan ging bewust niet tot de aanvulling over, maar stelde de eisende partij in de gelegenheid zich daarover uit te laten.
Norwin Ferero is in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van
KG 76617/2015.
Bijzonderheden die hadden geleid tot het vonnis van het geding KG 76617/2015 en KG 76617/2015-H 172 en 172A/16:
Afdeling Algemeen Juridische Zaken van het Eilandgebied Curaçao erkende,
Gerardus Lazaro Ferero, in de jaren 1970 als de beheerder en ook een van meest wettige erfgenamen van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, aan wie de plantage Malpais door wijlen mevrouw Sybrecht van Uytrecht was nagelaten.
Na de opstand en brandstichting van 30 mei 1969, adviseerde het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao, Gerardus Lazaro Ferero een verkavelingsplan voor plantage Gato in te dienen. Gerardus Lazaro Ferero was financieel niet in staat een verkavelingsplan voor de plantage te laten maken en voor goedkeuring aan het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao voor te leggen.
Afdeling Domeinbeheer van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao, heeft bij brief d.d. 3 februari 1972 een bod, aan Gerardus Lazaro Ferero, gedaan plantage Malpais à Nafl. 2500,- per hectare te zullen kopen. Gerardus Lazaro Ferero ging akkoord plantage Gato te verkopen maar moest eerst erkend worden als bezitter op de wijze als omschreven bij Landsbesluit van 11 september 1945 (P.B.1945 no. 141)
Plantage Gato was in de jaren 1970 niet in het Kadaster opgenomen en dus ook niet gekadastreerd. In verband met het verzoek van Gerardus Lazaro Ferero tot het instellen van het onderzoek als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening Eigendomsuitwijzing van 14 december 1944 (P.B. 1944 no.219), moest de dienst van het Kadaster de nodige opmetingen verrichten.
Gerardus Lazaro Ferero is op Plantage Gato geboren en opgegroeid. Tijdens de tweede wereldoorlog, had Gerardus Lazaro Ferero, als militair meegeholpen in de verdediging van Curaçao.
Na de oorlog ging Gerardus Lazaro Ferero in Otrabanda wonen. In Otrabanda
was Gerardus een bekende kleermaker en hij had ook een winkel.
Gerardus Lazaro Ferero de beheerder en ook een van meest wettige erfgenamen van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, aan wie de plantage Malpais door wijlen mevrouw Sybrecht van Uytrecht was nagelaten, had de heer Felipie Benicio (Fiel) Pietersz als vito aangesteld om het toezicht op de plantage te houden en de huurpenningen te innen en bij hem af te dragen in Otrabanda. Commissie Eigendomsuitwijzing met de heer H.B. Calvo als voorzitter welke tevens Hoofd van Kadaster, wist althans behoorde te weten dat Gerardus Lazaro Ferero een verzoek aan het Gerecht had gedaan tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening Eigendomsuitwijzing van 14 december 1944 (P.B. 1944 no.219), om erkend te worden als beheerder, bezitter en eigenaar van plantage Gato.
Om erkend te worden als beheerder, bezitter en eigenaar van een onroerende zaak, moet de verzoeker de grenzen aanwijzen. Echter is plantage Gato op aanwijzingen van de Vito, de toezichthouder, Phil Pietersz en Louis Pietersz gedefinieerd.
De heer Calvo had, op aanwijzingen van de heren Pietersz, en zonder enig antecedentenonderzoek te verrichten, aangenomen dat de heren Pietersz, erfgenamen waren.
De heer Calvo wist althans behoorde te weten dat de namen van de heren Pietersz, niet als erfgenamen van de vrijgemaakte slaven Rasveldt in het Bevolkingsregister genoteerd waren.
Meetbrief no. 250
Plantage Malpais alias Gato werd op aanwijzingen van de heren Pietersz, gedeeltelijk, door Kadaster gedefinieerd.
Ambtenaar van het Kadaster de heer C.M. Gruning, ondertekende meetbrief nummer 250 van Plantage Malpais alias Gato op 12 juni 1974.
Gerardus Lazaro Ferero, de beheerder en ook een van meest wettige erfgenamen van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, had een verzoek gedaan aan het Gerecht, om te komen tot erkenning als bezitter van Plantage Gato, op de wijze als omschreven bij Landsbesluit van 11 september 1945 (P.B. 1945 no. 141). Echter wordt zijn naam helemaal niet, in meetbrief no. 250 vermeld, als rechtsverkrijger.
De Hoofd van Kadaster, de heer H.B. Calvo, liet zich door toezichthouder Phil Pietersz, “een oor aannaaien” met het verhaal dat Pietersz eigenaar is van de Plantage Gato.
De namen van Vito, dan wel de toezichthouders Phil Pietersz en Louis Pietersz worden in meetbrief no. 250 vermeld, dat beiden op Gato wonen, en dat zij de grenzen van Plantage Gato, hadden aangewezen.
Landsverordening Eigendomsuitwijzing (PB 1944 nr.219)
Mr. Ernst Cohen Henriquez heeft in het boek “Honderd jaar codificatie in de Nederlandse Antillen”, aangegeven dat het hem bekende fideï-commis, het legaat van Malpais alias Gatu is.
Mr. Ernst Cohen Henriquez heeft in november 1968, de heer Gerardus Lazaro Ferero gesproken.De heer Ferero had de oude akte van afgifte legaat en de daaraan voorafgaande titels van eigendomvan zijn moeder gekregen. Mr. Ernst Cohen Henriquez stelde dat de akte van afgifte legaat d.d. 21 februari 1812, is zowel sociaal als juridisch interessant.
Mr. Ernst Cohen Henriquez stelde dat aangezien de erfgenamen van mejuffrouw Sybrecht van Uytrecht na 150 jaar moeilijk te achterhalen zullen zijn, zal weer geïmproviseerd moeten worden.
De ontwerpers van het Landsverordening Eigendomsuitwijzing, stelden zich op het standpunt dat per slot van rekening moet worden uitgemaakt, wie de eigenaren zijn van bepaalde goederen, waarvan omtrent de eigendom twijfel bestond, in bijzonder de zogenaamde familiegronden.
De ontwerpers van het Landsverordening redeneerden aldus: Er zijn bij vele dier goederen tientallen natuurlijke of wettige afkomelingen van de oorspronkelijke eigenaren, die zich sedert jaar en dag niet meer met die gronden inlaten, anderen weer hebben jaar in jaar uit de grond verzorgd, belasting betaald etc. Nu geven wij dezen laatsten de gelegenheid om na een onderzoek naar de aard van hun bezit (goede trouw bijv.) en oproeping van eventuele andere belanghebbenden deze grond toegewezen en op hun naam gesteld te krijgen. Hierna worden zij geacht dezelfde rechten te hebben verkregen als ware hun het onroerend goed krachtens rechtsgeldig titel overgedragen door iemand te wiens name dit goed in het hypothecaire registers is overgeschreven.
Dispuut tussen Ferero en Pietersz
Meetbrief nummer 250 van 12 juni 1974 van Plantage Gato, was aanleiding van het dispuut begin jaren tachtig, tussen familie Ferero en familie Pietersz over de plantage Malpais (Gato). Aanvankelijk ging het over de afdracht van geïnde huur.
De zakenlasthebber van plantage Malpais, Gerardus Lazaro Ferero, had namelijk 61 gronden te Gato in huur uitgegeven. Doordat Gerardus Lazaro Ferero in Otrabanda woonde en tevens een winkel had, had hij de heer Felipie Benicio (Fiel) Pietersz als vito aangesteld om het toezicht op de plantage te houden en de huurpenningen te innen en bij hem af te dragen in Otrobanda.
Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao had in de jaren 1970, onrechtmatige belangen in Plantage Gato en als zodanig werd Pietersz door de overheid, erkend als eigenaar van de plantage.
De overheid had een overeenkomst met familie Pietersz gesloten om, Gerardus Lazaro Ferero, de rechtmatige beheerder en ook een van meest wettige erfgenamen van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, buitenspel te zetten zodat Pietersz erkend kan worden als bezitter van plantage Malpais, op de wijze als omschreven bij Landsbesluit van 11 september 1945 (P.B. 1945 no. 141).
Na de meting van plantage Malpais in 1974 begon Pietersz zichzelf voor te doen als eigenaar en stond hij de huurgelden niet meer af. Dit niet te goeder trouw en derhalve als onrechtmatig te kwalificeren gedrag van Pietersz kon, mede omdat er uiteraard alleen mondelinge afspraken waren gemaakt met zakenlasthebber van plantage Malpais, Gerardus Lazaro Ferero over het toezicht op de plantage te houden en het afdragen van huurpenningen.
Nadat Pietersz zichzelf naar voren begon te schuiven als eigenaar is ook de eigendom en het bezit van de plantage onderwerp van het dispuut geworden. Het is merkwaardig dat vanaf begin jaren tachtig, dit dispuut geleid heeft tot een reeks van rechtsgedingen waarin steeds direct of indirect de vraag centraal stond wie, Ferero of Pietersz, als bezitter/ -eigenaar van de plantage dient te worden erkend.
Bij twee uitspraken van de Hoge Raad uit 2000 en 2009 werd bepaald dat Pietersz noch eigendom, noch bezit heeft van de plantage Gato. Dit betreft een rechtsfeit dat Pietersz keer op keer, maar ten onrechte, ter discussie tracht te stellen.
Felipie Benicio Pietersz machtigt Hoofd AJZ
Toezichthouder Felipie Benicio Pietersz, alias Phil Pietersz, had op 3 oktober 1983, een machtiging aan Hoofd van Algemeen Juridische Zaken en onder hem ressorterende juristen om namens Felipie Benicio Pietersz, op te treden ter verkrijging van gegevens met betrekking tot de particuliere terreinen te Gato in welke, Felipie Benicio Pietersz, mede eigenaar is.
De machtiging van Felipie Benicio Pietersz aan Hoofd van Algemeen Juridische Zaken en onder hem ressorterende juristen, is een overduidelijke onrechtmatige handeling om familie Ferero te hinderen de rechten als erfgenaam van de vrijgemaakte slaven erkend te krijgen.
Een doorbraak vormt, wat dat betreft, de zaak tussen Pietersz en notaris Kleinmoedig, waarin de notaris door Pietersz wordt gedaagd omdat die een verklaring van erfrecht ten gunste van de Ferero’s had afgegeven. Het Gerecht oordeelt (in 2002) dat de notaris heeft kunnen en mogen afleiden dat Gerardus Lazaro Ferero een afstammeling was van Leentje, dochter van sambose Clarissa, één van de vrijgemaakte slaven. Ook hier is sprake van een niet (langer) te betwisten rechtsfeit. Bovendien is door het Gerecht in de genoemde zaak geoordeeld, dat de notaris het Gouverneursbesluit van 30 juli 1868, als een besluit van een gezaghebbend overheidsorgaan aan zijn verklaring ten grondslag heeft kunnen en mogen leggen.
Hof vonnis KG 76617/2015-H 172 en 172A/16
Het Hof bevestigde het bestreden vonnis van 30 december 2015, en dat het gegeven veroordeling direct bij voorraad uitvoerbaar is, maar gaf familie Pietersz de mogelijkheid verder te procederen als gebruiker in de zin van artikel 3:200b BW.
Onverdeelde boedel met duizenden deelgerechtigden?
Pietersz stelt dat de plantage Gato deel uitmaakt van een langdurig onverdeelde boedel als bedoeld in artikel 3:200a BW e.v. Er zouden duizenden nazaten zijn die allemaal deelgerechtigd zijn, waaronder de families Pietersz en Ferero.
In de eerste plaats is er tot op heden geen enkel signaal ontvangen van ook maar één medegerechtigde die zijn recht als gebruiker wil zien bekrachtigd. Laat staan dat het er duizenden zouden zijn.
Ten tweede kwalificeert een plantage die de afgelopen drie-en-een-half decennium onderwerp van een reeks van rechtsgedingen was, over de rechten op eigendom en bezit, bepaald niet als een langdurig onverdeelde boedel waar de afwezigheid van eigenaren of bezitters tot rechterlijk ingrijpen ten gunste van gebruikers noopt. Pietersz is geen deelgenoot gemeenschap, noch in onverdeelde boedel. Zo er al sprake zou zijn, van een langdurig onverdeelde boedel als bedoeld in artikel 3: 200a BW e.v., dan staat vast dat de familie Pietersz geen deelgenoot kan zijn. Het gaat bij een dergelijke boedel immers om een ‘onroerende zaak die deel uitmaakt van een gemeenschap’.
Wat is een gemeenschap?
Artikel 3:166 lid 1 BW:
‘Gemeenschap is aanwezig, wanneer een of meer goederen toebehoren aan twee of meer deelgenoten gezamenlijk.’
Sinds de uitspraken van de Hoge Raad van 2000 en 2009 – waarin is vastgesteld dat er noch sprake is van eigendom noch van bezit voor de familie Pietersz – voldoet Pietersz niet aan het criterium ‘toebehoren aan’. Pietersz kan dus geen deelgenoot in een gemeenschap die de litigieuze gronden omvat zijn en daarmee ook geen deelgenoot in wat Pietersz noemt “een langdurig onverdeelde boedel”. Alle pretense aanspraken van Pietersz op de litigieuze stukken grond zijn van stonde aan en worden nog steeds betwist.
Pietersz stelt dat het er in deze procedure vooral om gaat dat Pietersz al sinds jaar en dag het beheer over Gato voert. De KG-rechter heeft in haar uitspraak van 30 dec 2015 onder 3.4. korte metten gemaakt met het gepretendeerde beheerde schap van Pietersz:
‘Niet gebleken is dat aan het door Pietersz gestelde beheerde schap een overeenkomst ten grondslag ligt, dan wel dat door Pietersz als beheerder overeenkomsten uit naam van de gemeenschap zijn aangegaan, dan wel dat door Pietersz gelden ten behoeve van de gemeenschap zijn geïnd, noch dat Pietersz in hoedanigheid van beheerder rekening en verantwoording heeft afgelegd namens de gemeenschap.’
De realiteit is dat Pietersz zichzelf – zonder recht of titel – heeft uitgeroepen tot beheerder. Wederom is er sprake van niet te goeder trouw en onrechtmatig handelen dat bovendien een schadevergoedingsplicht in het leven roept.
LANDSVERORDENING aanvulling boek 3 Burgerlijk Wetboek
De RAAD VAN ADVIES van de Nederlandse Antillen, met rechtsgeleerde
R.F. Pietersz als ondervoorzitter, heeft op 3 januari 2003 aan de regering te kennen gegeven geen bedenkingen te hebben tegen het onderhavige ontwerp-landsverordening met aanvulling van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen. De Raad van Advies heeft de regering het ontwerp-landsverordening in overweging gegeven om deze bij de Staten van de Nederlandse Antillen aan te bieden.
Het ontwerp-landsverordening is op 11 januari 2003 door de Gouverneur van de Nederlandse Antillen ontvangen. Op 15 januari 2003 is het ontwerp-landsverordening bij het Algemeen Juridische Zaken, terecht gekomen.
Het ontwerp houdt een oplossing in, inzake het aan een bepaalde persoon toebehorende onroerende zaak dat door niet behoorlijk afgewikkelde erfopvolgingen en boedelmeningen in een gemeenschap is geraakt van een groep deelgenoten, waarbij de precieze samenstelling en aandelen onbekend zijn.
In het ontwerp wordt tevens voorgesteld, de rechter de mogelijkheid te geven zodanige onroerende zaken toe te kennen aan de feitelijke gebruikers dan wel aan de overheid of een stichting met het oog op ontwikkeling van de zaken ten behoeve van de gebruikers.
In het ontwerp wordt tevens aangegeven wie als gebruikers kunnen gelden en wanneer men in aanmerking kan komen voor toekenning van een onroerende zaak.
Staten van de Nederlandse Antillen heeft op 22 januari 2007, het LANDSVERORDENING aanvulling boek 3 Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen, voor behandeling ontvangen.
De Gouverneur van de Nederlandse Antillen heeft in naam der Koningin, in overweging genomen, dat het wenselijk is in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een regeling op te nemen over langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen. Het LANDSVERORDENING aanvulling boek 3 Burgerlijk Wetboek dient in werking te treden met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermand na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin de afkondiging is geschied. Echter artikel 200a, vijfde lid, dient terug te werken tot en met 1 januari 2001.
Het is behoorlijk merkwaardig dat Pietersz c.s., heel veel vingers in de pap hebben zitten, voor wat betreft het tot stand komen van ontwerp-landsverordening met aanvulling van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen.
Het is tevens merkwaardig dat het Landsverordening terug dient te werken tot en met 1 januari 2001, dat is 4 maanden na het Arrest van Hoge Raad R98/155HR van 8 september 2000.
Beslissing van Hoge Raad:
-Verklaard Chato Properties niet ontvankelijk in haar beroep;
-Verwerpt het beroep van het overige;
-Veroordeeld Pietersz c.s. in de kosten van het geding in cassatie;
Algemene Wet Gelijke Behandeling
De Wet van 2 maart 1994, houdende algemene regels ter bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat (Algemene wet gelijke behandeling, AWGB) is een Nederlandse wet, die op 1 september 1994 in werking is getreden.
De AWGB verbiedt dat in het maatschappelijk verkeer onderscheid wordt gemaakt op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
Burgers in het Koningrijk der Nederlanden, die verhinderd worden gelijkwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer, hebben recht op schadeloosstelling en kunnen het Gerecht een schade en smartengeld vergoeding laten vaststellen.
Algemene wet gelijke behandeling beschermd burgers tegen degenen die te kwader trouw zijn.
Op Curaçao weten juist degene die te kwader trouw zijn, hoe ze listig feiten kunnen verdraaien en verzoeken vervolgens het Gerecht, hun misdaden te legaliseren.
Beroep van Norwin Ferero op AWGB
Norwin Ferero had in 2020, een beroep gedaan op Algemene Wet Gelijke Behandeling.
Het Hof veroordeelde het beroep, met een stelling:
“Deze wet geldt niet in Curaçao.”
Het Hof had een vooroordeel dat de grieven van Norwin Ferero, geen doel kunnen treffen, en motiveerde haar oordeel met: “van discriminatie (ongerechtvaardigd onderscheid) van Norwin Ferero of anderen is overigens geen sprake.”
Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak en verwijst Norwin Ferero in de kosten van het beroep aan de zijde van Calmes.
VRAAG:
Hoe is het mogelijk dat het “Algemene Wet Gelijke Behandeling”, door het HOF op CURAÇAO verdraaid wordt, zodat illegaliteiten en de misdaden van een minderheid gelegaliseerd worden?
ANTWOORD:
Toezichthouder Felipie Benicio Pietersz, alias Phil Pietersz, had op
3 oktober 1983, een machtiging aan Hoofd van Algemeen Juridische Zaken en onder hem ressorterende juristen om namens Felipie Benicio Pietersz, op te treden ter verkrijging van gegevens met betrekking tot de particuliere terreinen te Gato in welke, Felipie Benicio Pietersz, mede-eigenaar is.
Processueel gezien heeft Pietersz c.s. altijd in de gerechtelijke procedures listig, een positie die te kwalificeren is als “pragmatisch lijdelijk”. Aangezien Pietersz c.s., tot aan vonnis nimmer enige bewijslast naar zich heeft toegetrokken door stellingen te poneren, is het verborgen agenda van Pietersz c.s. overduidelijk dat:
HET GERECHT IS HET “ALGEMENE WET GELIJKE BEHANDELING” AAN HET NEGEEREN, OM VOLGENS EEN STAPPENPLAN APARTHEID OP CURAÇAO TE KUNNEN LEGALISEREN.